logo_02jpg        Randland | VII - In de Karpaten   logo_02jpg


Bureau van de gendarmerie

‘s Avonds treffen wij, tuinblijver en drie Wandervögel, ons op het rookterras van de gendarmerie van Kolotsjava. Het voormalige bureau van de gendarmerie is nu een pension-restaurant, geheten ‘Bureau van de gendarmerie’. Hier zetelden ooit de koddebeiers die Nikola Šuhaj’s lijk en dat van zijn broer in de voortuin exponeerden als een geslaagd jachttableau.
In de voortuin? Aha, dit is heilige grond! Onder de rookterrasplanken wellicht nog Šuhaj’s bloed. Dit is het Golgota van het oude Tsjechoslowakije en wij staan hier gewoon. Gooi weg die sigarenpeuk. Vlug naar binnen om eten en drinken te bestellen.

 


De menukaart is tweetalig. De helft van de gasten spreekt Tsjechisch, stoere mountainbike-types met traditionele man-vrouwrolpatronen, zo beluisteren beschaamd de drie van ons die het Tsjechisch bedaamsen c.q. beheersen. Van die types die nu ongetwijfeld rechts-populistisch stemmen, maar ware Tsjechoslowakije communistisch gebleven, dan zouden ze hier ook zitten, met dezelfde rolpatronen, dan zouden ze brave en proletarisch gebekte partij-apparatsjiks zijn geweest. Daarom spreken wij nu onder elkaar consequent ons continentaal-Engels. En met de serveerster Oekraïens, hoewel die ook wat Tsjechisch kan.

 Kwas en bier. Van de tap Oekraïens maar ook Tsjechisch bier. Nee, geen licentie-lager-bier, échte pilsener uit Plzeň, eigen import, beweert de serveerster. Nou goed, doe ons er maar eentje.

 Maar het smaakt merkwaardig vies. Toch nog een paar glazen, we doen niet onder voor die zuip-Tsjechen aan de overige tafels – we hadden beter wel onder kunnen doen, zal morgen blijken. En overmorgen.

 

We horen aan de dichtstbijzijnde tafel de traditionele-rolpatroon-Tsjechen in plat-Praags worstelen met de nota bene Tsjechischtalige menukaart. Wat zijn vareniky, vragen ze zich af. In ABČ (algemeen beschaafd Tsjechisch) leggen wij – voor hen tot nu toe Engelstalige toeristen – het hun uit. Daar schrikken ze van en dat vinden we fijn, die schrik.

 

Na onze maaltijd met Tsjechische deegknoedels in plaats van Oekraïense deegkussentjes, en na al dat vieze bier, geraken we filosofisch angehaucht. (O jee, uiterste voorzichtigheid geboden.)

 Stel je voor, zo zien de drie anderen Westkust denken, als de bezetting van mijn land niet van 1940 tot 1945 had geduurd (o jee, hij begint over de oorlog!), maar van 1938 tot 1989, niet vijf maar vijftig jaar, zou Nederland dan zo welvarend als nu zijn? Of had ik dan ook met een uienzak op m’n fiets gelopen? (Ah, gelukkig, een uienprobleem, geen Holo-zaak.)

 ‘Wij net als Roethenië vanaf 1938 bezet. En ook tot 1989,’ zegt Moravia, ‘toch koopt tegenwoordig elk Tsjechisch en Slowaaks dorp uien bij de Lidl.’

 ‘Ja, sinds we lid van de EU zijn.’

 ‘Leve de ee-uu,’ proosten we. ‘De herrezen ka-oe-ka.’

 Pilsener en kwas, kwas en pilsener.

 ‘Lidls zijn er ook bij ons in West-Europa, toch zijn er nog verschillen tussen Oost-, ik bedoel: Midden-, en West-Europa,’ zeurt Westkust.

 Iemand slaat met de vuist op tafel (bier en kwas klotst in de glazen). ‘Dúítsland. Duitsland is het dubbelblinde testvarken: als West- en Noord-Europa vijftig jaar bezet was geweest, zag het er uit als in Oost-Duitsland. Nu als West-Duitsland.’

 ‘Nou, wel wat beter hoor. Bij ons is de ongelijkheid lang zo groot niet als in West-Duitsland.’

 Pilsener en kwas, kwas en pilsener.

 ‘Zweden is nooit bezet,’ zegt Noordkust enigszins schuldig.

 ‘Jullie hebben de Sámi bezet,’ zegt Westkust enigszins beschuldigend. ‘En bijna uitgeroeid.’

 Noordkust zwijgt.

 ‘En de Vikingen haalden hier slaven …’

 ‘Jouw landgenoten idem uit Afrika. Een paar miljoen.’

 …

 Zo babbelen we viesbierend verder – alles beter dan een nieuwe Holo-discussie. En met gerust hart schrappen we de volgende ochtend de rest van deze lange avond-discussie uit dit reisverslag – we hebben inmiddels veel belangrijkere besognes. urenlang .

© Paul Braamberg 2022.