logo_02jpg        Randland | II - Kyiv   logo_02jpg


Geen spelletjes 

Later die avond, in ons downtown Airbnb-appartement, zitten we aan de keukentafel. Strak kijken we voor ons, naar halfleegbeschreven reisverslagschriftjes, al of niet op een tablet. Buiten, beneden in de straat, sireent een politieauto voorbij. Iemand noteert: dopplereffect.

 Dan kijken we elkaar aan … Een fles wijn, besluiten we. Kurketrekker snel gevonden in een Airbnb-la en wijnglazen genoeg in de keukenkastjes, maar geen vier dezelfde.
 ‘No problem, voor mij sowieso alleen een symbolisch drupje.’
 We proosten. We resumeren.


Om de twee jaar twee weken op reis. Meestal een trektocht door de natuur, met ‘s avonds in een berghut oploskoffie en jasmijntheezakjesthee en spelletjes die we zelf verzinnen. Als je bijvoorbeeld de cijfers van onze leeftijden achter elkaar zet, krijg je dit: 0-2-4-5-6-6-6-7. Je ziet het: de mediaan tendeert richting 6. En o, we hebben alle vier een k-hobby: kaarten, kanoën, kerkhoven, kleinkinderen.

 Nu echter, de herfst van 2019, een totaal andere reis. Geen tweeweekse rugzaktocht maar een auto-rondreis door een land dat veel verder klinkt dan het blijkt te liggen. Een land zonder oploskoffie, wel met fantastische espresso, echt overal, dat geef je op een briefje. En ’s avonds geen tijd voor onze spelletjes, ook dat geef je gebriefd, want gezusterlijk en gebroederlijk zullen we dit reisverslag bijeenknutselen: je schrijft omstebeurt een hoofdstuk, een alinea, een zin, zoals het uitkomt, zonder onderscheid des persoons.

‘Schrijven zonder onderscheid des persoons, dat wordt reuze verwarrend.’
 ‘Da’s nou echte samenwerking, letterlijk!’
 ‘Eensgezind, eensgealineaad – gezaamsterk.’
 ‘Spannend!’
 ‘Pfoeh.’
 We pakken onze pennen, aarzelend blijven die boven het al of niet digitale papier hangen. Hoe verder?
 ‘Schrijf wat je ziet.’
 ‘Of zegt.’
 ‘Of denkt.’
 ‘Schrijf in je eigen taal …’
 ‘O gelukkig.’
 ‘Ieder in haar of zijn moerstaal en Google-Translate transcendeert er een geheel van.’
 ‘Dat kun je wel zien, zo’n woordraarkeus.’

‘Hoe verder?’
 We leggen onze pennen neer. We drinken. We kijken elkaar aan. Groene ogen, bruine, blauwe en haast kleurloze; de vier paar vertrouwde tweejaarlijkse tweeweek-ogen.
 ‘Voor mij lijken onze twee gezaamreisweken steeds wel twee jaar te duren, twee geweldige jaren. En de twee ongezaamjaren ertussen maar twee dagen.’
 ‘Ja nu wel. Maar als je midden in die twee tussenjaren zit, in je eentje, in eenzame opsluiting, lijken ze twee ééuwen.  

 Alsof de tijd door een pakje boter vliegt.’
 ‘O, met kleinkinderen vlieg je door pákken luiers.’

Niemand zegt iets – vertrouwde samenzijnstilte – en buiten rammelt een nachtnettram voorbij.
 We kijken elkaar aan. Zonder vooropgezet plan beginnen we omstebeurt een zin te schrijven, eerst aarzelend, allengs vlotter:
 We zijn geheel verschillend. Op eerdere reizen nooit ruzie.   
 Nooit? Hm.
 We reizen samen, soms een uitstapje alleen, maar im Großen Ganzen: samen-uitreis, samen-thuisreis.
 Hm, we zullen zien.
 En onderweg maken we van alles mee en het maakt niet uit wie van ons dat meemaakt. Wie we zijn?
 We kijken elkaar aan. Wie zijn we?
 ‘We gaan ons toch niet aan elkaar voorstellen?’
 ‘Jawel. Voor in dit reisverslag.’
 ‘Nou, jij hebt bruin haar, jij ook, ik melkboerenhondenhaar en jij geen. En we hebben kleinkinderen.’
 ‘Wat suf allemaal, dat schrijf je toch niet?’
 ‘Ik heb klein- noch kinderen.’

‘Zie je wel, geen touw aan vast – ik vind dat bij elke quote moet staan wie het zegt?’
 ‘Waarom? Elke zin volgt logisch op de vorig en …’
 ‘Logisch?’
 ‘… Daarover zijn we het eens.’
 ‘Ja, dus dat had ieder van ons vieren kunnen zeggen of opschrijven. Dus is het irrelevant wie aan het woord is.’
 ‘Dat leidt maar af.’
 ‘Precies.’

We staren naar het bodempje wijn in de fles. Vrolijke mensen stommelen langs onze appartementsdeur.
 ‘Is hier geen maatbekertje?’
 Drie keer: ?
 ‘De wijn – verschillende glazen – toch eerlijk delen!’
 Drie vermoeide blikken.
 En die blikken vallen op wat tussen de al-of-niet-digitale-schriftjes en de beslist-niet-digitale wijnglazen ligt: de reisparafernalia. Voor morgen een stadsplattegrond van Kyiv, voor overmorgen de reserveringsprintjes van de Tsjernobyl-excursie, voor daarna een in het Duits vertaalde Poolse gids van Oekraïens-Galicië. En tot slot, voor de Oekraïense Karpaten …
 ‘Ha, die ooit bij ons good-old Tsjechoslowakije hoorden.’
 ‘Maak dat de kat wijs.’
 … Voor de Oekraïense Karpaten, die we onszelf als bergwandel-toetje beloofd hebben, ligt op de keukentafel helemaal niets want up-to-date Karpatenkaarten zijn in onze thuislanden onverkrijgbaar.
 ‘O, maar de herderinnen kennen de bergen op hun duimpje.’
 ‘Dan vragen we hun de weg – verkopen ze ook kaas?’
 ‘O, maar het is bijna oktober, koeien al terug naar het dal – misschien de schapen nog …’
 ‘Hoe weet je dat allemaal?’
‘We hebben toch Google-Maps?’
 ‘Moet je daarginds wel voldoende bereik hebben.’
 ‘Alles sal reg kom.’

‘Zeg, welke talen hebben we onderweg nodig?’
 ‘Ja, hoeveel talen zouden we gezaamsterk beheersen?’
 ‘Hoho, beheersen én bedaamsen. Stuk of twintig.’
 Op de vingers telt elk d’r/z’n talentallen. Het resultaat: 3-5-5-12.
 ‘Da’s 25, geen twintig.’
 ‘Er is een zekere overlap.’
 ‘Onderweg vast geen enkele taal die we níét beheer…, eh, kennen.’
 ‘Welke gaan we wel gebruiken?’
 ‘Nou, Oekraïens natuurlijk, en Russisch, Pools, Jiddisch …’
 ‘Jiddisch is uitgeroeid.’
 ‘Niet op de grafstenen – en Duits, Hongaars, Tsjechisch wellicht, en Roemeens en Romani en …’
 ‘De Roma-taal kent niemand van ons.’
 ‘Mijn dochter wel. Die …’
 ‘… en misschien wel Vlaams! Weet je nog, dat dorp Wilamowice, ha, Willemsoog, in Pools Galicië, bij Auschwitz …’
 ‘Aus …?’
 ‘Osviëtim bedoelt hij. Auschwitz is uitgeroeid.’

We kijken elkaar niet aan. We zijn aan het opscheppen. Da’s niks voor ons.
 ‘Nee, modestie is juist onze beste eigenschap.’
 Drie keer: ‘O?’
 ‘Ik heb twee jaar nagedacht waarom wij zo gezaamgraag reizen en weet je, het gaat om wat we níét zijn.’
 ‘Jammer, niet-zijn kan niet in dit reisverslag.’
 ‘Oké, schrijf niet op: overgroot ego.’
 Drie keer: ‘O.’ En dan in drievoud: ‘Stop that self-promoting peptalk!’
 ‘Geen van ons dringt haar of zijn mening …’
 ‘Stop that self-promo…’
 We tikken lege glazen tegen elkaar. We kijken elkaar aan, we glimlachen, we kijken verliefd. Verliefd op wat? Verliefd op wat we niet weten wat komen gaat, en daarom juist. Verliefd op de twee reisweken met elkaar, samen onzeker, samen zeker dat we elkaar zullen zekeren maar niet afknellen. Omdat geen van ons een dominant ego heeft.
 ‘Sahamen uit, sahamen thuis,’ gaapt iemand. We knikkebollen.
 ‘En morgen?’
 ‘Eerst morgenvroeg de rouwenden.’
 ‘De rouwenden? O, dan slaap ik liever uit.’
 ‘Daarna met je collega’s demonstreren.’
 ‘Morgenmiddag naar het Holodomor-museum!’
 ‘De Holodomor – die verschrikkelijke hongersnood? Dan ga je maar alleen.’

© Paul Braamberg 2023