logo_02jpg        Randland | VIII - Terug   logo_02jpg

Tomtom toont twee Airbnb-icoontjes vlak bij elkaar maar het woonerfweggetje erheen zit vol potholes, arme Peugeot, dus op vijftien meter van die locaties keren we om. Een downtown-hotelletje aan de hoofdstraat is ook prima en goedkoop (afdingen nauwelijks nodig) en wifi inbegrepen.

’s Avonds pizza’s à la Bohemien met – zorgvuldig het etiket lezen! – gepasteuriseerd flesjesbier ver binnen de houdbaarheidsdatum.
 Bohemia monoloogt: ‘Je kunt wel kankeren dat je overheid niets voor je doet, maar die twee Airbnb’s zouden echt meer kunnen verdienen als ze even met een kruiwagen grind de gaten egaliseerden. Foute mindset!’
 De twee anderen zwijgen instemmend. En verder gebeurt er niks want haar vaste Kustrand-tegenspreker ontbreekt.
 Laatste bierflesjesronde.
 Omdat de Kustrand-tegenspreker nog steeds bij z’n Middelpunt-serveerster vertoeft, hij is althans niet per bus komen opdagen, spreekt Bohemia de belendende gasten toe: ‘Jongens en meisjes, toon burgerschapszin! Vul zelf die potholes!’
 Aan die buurtafel lijken de jonge Jasinianen zich niet aangesproken te voelen of doen alsof. Haar eigen tafelgenoten knikken instemmend, mompelen ‘potholes’ en verder gebeurt er niets.
 Allerlaatste bierflesjesronde.
 Bohemia kijkt naar buiten, het donker in, waar ze ooit schapen heeft gehoed, twee dalen verder, hoog op de bergkammen, destijds een rustiger baantje dan dissidente draaideur-arrestante, dat bovendien beter verdiende. En de samohonka, de zelfstook-slivovice, van haar lokale collega’s was, en de vlammende discussies daarna … – maar ach, ziet Bohemia, haar huidige twee collega’s hebben genoeg van de alcohol. En van discussies.







De volgende ochtend wil de overgebleven Kustrand-Europeaan het historisch belangrijke station van Jasinia bekijken. Al hebben we geen tijd, vooruit maar, denken Bohemia en Moravia, het is immers het eindstation waar vroeger de sneltrein uit Praag binnenstoomde, de langste treinverbinding van het oude Tsjechoslowakije.


Nieuwe plaquette op stationsmuur over Jodentransporten. In het Hebreeuws, Hongaars en Oekraïens.

 ‘Elk station zou wel zo’n plaquette mogen hebben.’

 ‘De meeste Joden en Roma zijn niet naar Auschwitz afgetreind, die zijn in hun eigen dorp of stad gemassaslacht.’

 ‘Nou, óveral plaquettes dan, zoals die voor Bruno Schulz, álle stoepen vol.’

 ‘Is dat een taak van de huidige bewoners?’

 ‘Duitsland had hier, middenin Europa, wel wat beter voor z’n slachtoffers kunnen zorgen – subsidie aanvragen bij Merkel?’

 ‘Vinden de Heimatvertriebenen uit haar partij vast niet goed.’

 ‘Dan komen er voor hun paar doden óók plaquettes.’


Er gaat juist een trein uit Kyiv binnenrijden en net zo’n kekke stationcheffin als in Skole treedt aan, wat Kustrand-Europeaan zeer verheugt, zien Bohemia en Moravia. Hij lijkt Zwaarbewaakte-treinen-Hrabal[1] wel, alle mannen zijn hetzelfde, hij bekijkt het maar!

 Hij blijft druk fotograferen op het perron terwijl beide dames teruglopen naar Peugeot op het stationspleintje.

 ‘Hé, Jasinia moet veel Tsjechoslowaakse cultuurmonumenten hebben, functionalistische architectuur enzo, kom, we gaan zoeken.’

 ‘Verhip, hij heeft de autosleutel.’

 ‘Dan lopen we wel.’

 ‘Maar waarheen?’



[1] Zwaarbewaakte treinen, de debuutroman van Bohumil Hrabal, de beste naoorlogse schrijver, verhaalt van de ontluikende liefde van de hoofdpersoon voor een conductrice tijdens de Duitse bezetting. De verfilming won een Oscar.





Ze lopen Google-Maps achterna, richting het I-icoontje van een informatiecentrum, aan de andere kant van het centrumpje van Jasinia.

 De hoofdstraat wordt herbestraat en –bestoept, zo te zien een proces van jaren, maar gaat zo mooi worden als van een sjiek Tsjechisch spa-stadje, ooit.

 ‘Kijk, de publieke ruimte wordt echt wel opgeknapt,’ zegt Moravia.

 ‘Zie jij iemand aan het werk?’ vraagt Bohemia terwijl ze over een Chinese-Muur-achtige stoepband stapt.

 Op het pleintje bij de brug staat een paard en wagen aardappelen te verkopen – paarden, die zie je niet veel meer.   Bohemia ziet ze wel, voor zich, en haar schapen ook, de hele kudde. Ze snuift, ze ziet ze en ze ruikt ze, voor zich, die beesten, in de tijd dat er nog helemaal geen stoepranden en asfalt waren, laat staan witte Peugeots, en je gewoon met je kudde over straat kon.

 

Het informatiecentrum annex gemeentekantoor blijkt alleen ’s middags open – o, daar kunnen we niet op wachten!

 Naast de dichte deur hangt een A4-tje dat Bohemia aandachtig begint te lezen. Ze snuift weer en mompelt iets onverstaanbaars en dan leest ze zichzelf hardop een telefoonnummer voor, het tegelijk op haar mobieltje intoetsend.

 Terwijl ze op verbinding wacht, leest Moravia de kop van het A4-tje: ‘Vacature voor Medewerker/ster publieksparticipatie en fondsenwerving openbare ruimte’.

 Moravia: ‘Wat doe je nou? Ik dacht dat je niet hier wilde …?’

 Bohemia heeft iemand aan de lijn gekregen en na wat ge-over-en-weer begint ze steeds enthousiaster haar indrukwekkend cv te verhalen: al sinds Charta’77-tijden hamert ze erop dat veilig en schoon verkeer niet alleen een mensenrecht is maar ook een burgerplicht. Steeds meer medestanders kreeg haar vereniging, steeds meer fondsen verwierf ze, ook van de EU – ‘En kijk nu eens naar al die verkeersdrempels in Praag!’

 Aan de andere kant van de lijn wordt iets gevraagd.

 Haar stem een toontje hoger. ‘Omdat ik hier schapen heb gehoed, lang geleden. En …’

 Moravia constateert dat Bohemia d’r Oekraïens met elk woord verbetert, ze meent zelfs een enkel woord Hoetsoels te horen, en ze draait zich om, op weg naar het Davidsster-icoontje van ooit de meest oostelijke Tsjechoslowaaks-Joodse begraafplaats.


© Paul Braamberg 2023