We dineren verjaardagschique waar ooit de Galicische Landdag huisde, een landdagje, onder toeziende oogjes van belangrijke landsmannen, tweehoog boven elkaar geschilderd, en onder een plafondallegorie.

 De route naar de wc voert je door een zaaltje vol wapenschilden. Galicië voert de kraai – toch een fijner beest dan de griffioenen en leeuwen en adelaren van kapsonesrijkere contreien. De zeventien Galicische districten hebben Duitstalige namen als Drohobytsch, Krakau, Lemberg, Premissel, Sombor, maar ook Auschwitz.
 Oei, Auschwitz. Galicië miste de Oekraïense Holodomor omdat het toen geheel in Polen lag maar het onvrijwilligde wel als Bühne voor die bekendere Holo-, van vergelijkbare aantallen – ho, geen Holo-wedijver – maar natuurlijk volledig onvergelijkbaar.
 ‘Bovenste rij, tweede van rechts: het wapen van Drohobytsj, negen emmers, daar gaan we morgen naartoe,’ zegt Moravia die juist uit de wc komt. Nu jij.

‘Goed, Lviv is het centrum van ons geografisch assenstelsel. Via X en Y zijn we hierheen gekomen. Morgen omhoog, de Z in, de bergen, de Karpaten …’
 ‘Neenee, éérst Drohobytsj, dan de bergen.’
 ‘En onderweg nog wat nieuwe begraafplaatsen.’
 ‘Of zullen we hier blijven, gewoon thuisblijven?’
 ‘X is nul, Y is nul, Lviv is ka-oe-ka, ka-oe-ka is thuis!’
 ‘Zeg, we hebben nog maar anderhalve week.’
 ‘Ons thuis is – op naar Konditorei Franz-Josef!’

‘Wacht even, lees eens wat we net hebben opgeschreven – waarom zetten we er niet bij wie wat zegt?’
 ‘We zijn toch één gezaamreisgenoot? En trouwens: op elke opmerking volgt een logische reactie en daarop volgt dan weer logisch …’
 ‘Nou – logisch?’
 ‘Ja, en dus is het helemaal niet relevant wie wat zegt – de lezer weet al genoeg.’
 ‘Maar je zou later, thuis aan de schrijftafel …’
 ‘Keukentafel! Da’s m’n schrijftafel.’
 ‘Schrijven? Tekstverwerken op de pc!’
 ‘Zeur niet man, anders doe je het maar alleen – elke avond op dit reisverslag ploeteren …’
 ‘Hoho, dat hebben we niet afgesproken. Samen uit, samen schrijf.’
 ‘En het is elke avond een leuk spelletje, net Wordfeud.’
 ‘Sentence-feud.’
 ‘Story-feud.’
 ‘Book-feud!’




Ze zijn er nog, de espressomachine en ijskoude limoncello en sierlijke gebakjes en sierlijke serveerstertjes. We laten een van hen een sierlijk groepsportret schieten van ons rondom het portret van Franz-Josef. Op zijn ovalen lijst staat de tekst: ‘Met Gods wil koning (k.)van Galicië en Wolhynië en (u.) keizer (k.) van Oostenrijk.’ Hm, ze vergaten het koninkrijk Bohemen en Moravië en nog zo wat landen. De Zuidelijke Laaglanden bijvoorbeeld.

 We krijgen koffies en limoncello’s. We proosten op verjaardagen en dan vallen we stil.

Westkust veert op. ‘Vind je dat gek, ka-oe-ka, koning én keizer?’
 Niemand reageert.
 ‘Maar personele unies kwamen en kómen veel voor. Geen geheim, we wonen er middenin.’
 Niemand reageert.
 ‘Luister, was de koning van Zweden niet al te lang geleden ook koning van Noorwegen?’
 Noordkust knikt lusteloos. ‘1814-1905.’
 ‘Nou, en in dezelfde tijd vormden mijn lowlands de ge-ee-ka, de g.e.k.’
 ‘De ge-ee-ka, that’s crazy.’
 ‘Yes, William-one werd in 1815 great-duke van Luxemburg en koning der Nederlanden: groothertog en koning, g en k!’
 ‘Geek, that’s crazy.’
 ‘Ja, dat vonden de Belgen meteen al, die waren nog het warme ka-oe-ka-nest gewend en stapten in 1830 uit het ge-ee-ka en gingen alleen verder.’
 ‘Zijn Luxemburg en Nederland nog steeds samen ge-ee-kaat?’
 ‘Nee, want na William-one, William-two, William-three kwam een vrouw, Wilhelmina…’
 ‘Boring names!’
 ‘En die superongeëmancipeerde supergroothertogoliedomme super-de-luxemburgers lustten geen bazin.’
 ‘Dan was ons ka-oe-ka met Maria-Thereza haar tijd vér vooruit,’ constateert Bohemia.
 ‘Precies. Met Maria én met Thereza.’

Ik zal je het geheim verklappen dat alleen wij échte ka-oe-ka-concentraatswijze Lvivelingen kennen: de eeneiige tweeling.
 Is je nooit opgevallen dat het Habsburgse rijk opbloeide onder Rudolf-II, Maria-Theresa, Josef-II, Franz-Josef? En juist inzakte onder solo-baasjes als Ferdinand, Maximiliaan, Matthias, Karel? De dubbelmonarchie stortte zelfs in nadat die solist Karel in 1916 de dubbeltroon besteeg – logisch, kon de ka-oe-ka in z’n uppie niet door de wereldoorlog trekken!
 Gelukkig heeft Brussel Lvivse trekken – dezelfde ka-oe-ka-geschiedenis. En daarom heten nu de opperste twee Lvivelingen van Brussel, al zijn die omwille van het democratisch proces niet eeneiig, Ursula-Charles.
Ee-uu is ka-oe-ka après-les-lettres.

Na het staatkundige tweeling-exposé van Westkust verstillen we weer. We nippen van kopjes en glaasjes. Serveersters paraderen hun dienbladen voorbij. Nadat een van haar zich bijzonder welgevormd vooroverbuigt over een belendend tafeltje om daar een voor een kopjes en taartjes onder de uitpuilende ogen van die klanten neer te zetten, zegt Noordkust blozend en langzaam tegen Bohemia:
 ‘We hadden je gisteren moeten helpen tegen Francofoos.’
 ‘No problem, niemand zag dat aankomen.’
 ‘Weet je, als je alleen op vakantie gaat, schopt niemand gaten in je ziel. En tegelijk kun je – ongemerkt, echt ongemerkt – ook geen gaten in andere zielen schoppen.’
 ‘Ik wil niet alleen op vakantie.’

‘En weet jij dat misschien,’ vraagt Westkust aan Moravia, ‘was Kundera een fizl, een verklikker?’
 Moravia, die immers de gisterse stadswandeling en het vervelende einde daarvan niet heeft meegemaakt, is de draad van het gesprek kwijt. Ze kijkt hogelijk verbaasd.  Bohemia helpt haar uit de brand:
 ‘Milan Kundera bestaat niet.’
 Drie ontstelde blikken.
 ‘Kundera is onze nationale boeman. Is de projectie van al onze fouten op een ander: lidmaatschap van de Komsomol, lid van de communistische partij, verklikker, lompe vrouw-onvriendelijke versierder, vluchter naar het Westen …’
 ‘Is vluchten uit onvrijheid fout?’
 ‘Ja, weglopen en ons met de problemen achterlaten …’
 ‘Zo heb ik het nog niet bekeken.’
 ‘Althans,’ zegt ze vlug, ‘dat vonden dezelfde mensen die poepjaloers waren op de emigranten naar het in hun ogen schatrijke Westen, omdat ze dat zelf niet durfden: vluchten …’

Moravia zucht. ‘Was Kundera een verklikker?’ herhaalt ze traag de vraag. ‘Hum – volgens hemzelf niet. In de archieven van de Tsjechische KGB schijnt wel ergens te staan dat hij als verklikker is geworven maar dat zegt weinig: de KGB-ers overdreven hun geworvenheden enorm, ze verklaarden zelfs Havel ooit tot … Dat leverde vette premies op.’
 ‘Voordat de Warschau-Pact-inval een einde maakte aan de Praagse Lente, was hij wel degelijk een fanatiek Komsomol-bonsje,’ zegt Bohemia boos.
 ‘Weet je dat zeker?’
 ‘Ik was ook lid, ik háátte die seksistische kwal.’
 ‘Hoe weet je dat ie seksistisch was?’
 Bohemia zegt niks, ze haalt luidruchtig haar neus op, bijzonder onsierlijk.

‘Dat is allemaal voorbij: het ka-oe-ka, het Warschau Pact, de Sovjet-Unie, het IJzeren Gordijn. En glazen plafonds. Nu hebben we de ee-uu en vrij reizen en eerlijke man-vrouw-rolverdeling.’
 ‘Geloof je het zelf?’
 ‘De rolverdeling mag best hetzelfde blijven,’ zegt Bohemia, ‘alleen de rollen omgedraaid.’
 ‘Ee-uu: Alle Schwester schöner Göttinfunken!’
 ‘Ee-uu, de rol-gedraaide ka-oe-ka.’
 ‘Lviv, puur ee-uu-concentraat, Lviv, het ee-uu-centrum van de toekomst.’
 Zo halen we allevier onze ambitieuze gelijken, vind je niet?
 ‘Zullen we voorgoed in Lviv thuisblijven?’
 ‘Nee!



© Paul Braamberg 2022.