logo_02jpg        Randland | VIII - Terug   logo_02jpg


Twee dagen later: plankgas. En regelmatige sanitaire stops in de motregen.

 Op ongeveer dezelfde plek als enkele dagen geleden toen je in je eentje naar de synagoge van Choest reed, staat weer een lifter. Geen tijd, geen plaats in auto, maar wat vertelde die eerder wel meegenomen lifter ook alweer, die regionaalpatriot?

 

‘Waarom,’ vroeg je hem in het Russisch omdat je zijn Hoetsoels niet begreep en hij jouw Oekraïens, Tsjechisch, Slowaaks, Pools en Engels niet, ‘zijn alle huizen en tuinen zo netjes? En zo netjes omhekt, terwijl jullie zo’n troep achterlaten in de publieke ruimte?’

 ‘Próschu páni,’ vroeg hij in half-ABOe[1], ‘publieke ruimte, wat is dat?’

 ‘De prostor, de ruimte, die je deelt met je hele dorp.’

 ‘Próschu páni, onze nieuwe kerk natuurlijk! Heel prostorni. En samen gebouwd, enorme klus, hele dorp eendrachtig samengewerkt, alles vrijwilligerswerk, prachtige prostor geworden! U reed er net langs. Mooiste koepeldak in de hele Karpaten. Echt bladgoud!’

 ‘Echt goud?’

 Hij zei iets onverstaanbaars en -taalbaars. En dan: ‘Echt blad.’

 ‘Waarom zorgen jullie niet net zo goed voor de stoepjes en parkjes?’

 ‘Próschu páni, echt blad op de stoep?’

 Je lachte en hij ook. Met z’n próschu páni steeds, en met dat sluwe lachje, had hij wel iets van onze ka-oe-ka Brave soldaat Švejk: melde gehorsamst.


[1] ABOe is Algemeen Beschaafd Oekraïens.


Hij gaf je een appeltje. ‘Próschu páni, uit eigen tuin.’ En nadat hij zijn klokhuis uit het raampje had gemikt: ‘Próschu páni, de stoep, het park, de school, daar zorgt de overheid voor – niet dus …’ Hij rochelde gelijk onze tuinvarkens. ‘Overheden: allemaal bezetters!’

 ‘Allemaal bezetters?’

 ‘Ja, de Habsburg-Hongaren, enne …’ Hij humde gelijk oud-president Havel.

 ‘Enne?’ vroeg je.

 ‘Enne daarna de republiek-Hongaren, Sovjet-Russen, Sovjet-Oekraïners en nou de republiek-Oekraïners.’

 ‘Volgens mij slaat u er eentje over,’ zei je en je lachtte.

 ‘Ja, jullie. Tsjechoslowakije was ook een bezetter.’

 Je lachte en hij ook.

 ‘Próschu páni, jullie bezetters zijn allemaal één pot nat: belasting ophalen, en dienstplichtige jongens en mooie meisjes, en wegwezen!’

 We reden een paar kilometer.

 ‘Het maakt niet uit wie ons bezet, we doen toch wat we willen.’

 We reden weer een paar kilometer.

 ‘Kijk páni, dit dorp heeft ook een nieuwe, eh, publieke-ruimte-kerk. Maar die van ons is prostornejszi!’

 We reden weer een paar kilometer.

 ‘Waarom zorgen bezetters nooit voor banen?’

 

We razen voorbij de plek waar enkele dagen geleden de Hoetsoelse Brave soldaat Švejk was uitgestapt. We razen om Choest, we slaan linksaf, we rijden niet langer zuidwest maar oost: de terugreis is begonnen, halen we Kyiv-airport bijtijds?

 Tomtom toont een traject: 820km, 10h37m.

 ‘Nee sukkel, niet terug over de potholes! We nemen deze hoofdweg, kijk: H-09, via Jasinia!’

 Tomtom toont: 890km, 12h26m.

 ‘Dat klinkt realistischer.’

 ‘Als tenminste geen potholes …’

 ‘Dan blijven we maar hier.’

 ‘Of weer bedorven bier …’

 ‘Dóórrijden!’

 De Peugeotmotor loeit. We halen langzame SUV-erds in.

 ‘Maandag moet ik lesgeven, maar, eh, rústig doorrijden.’

 ‘Ik wil hier ook niet blijven, al helemaal niet op een kerkhof.’

 ‘Kijk, dat is er weer eentje.’

 ‘Dóórrijden, dat is een gewoon kerkhof, dat zie je meteen, plastic-fantastic ornamenten, geen verwaarloosde minderheidsgrafstenen, niet stoppen!’

  Meteen moeten we stoppen, dat doet iedereen, en in de berm parkeren, dat doet ook iedereen, maar waarom?


© Paul Braamberg 2023