De hond en de wolf

Stil en rimpelloos en zwart stroomt de Gauja tussen haar zandgele, pakweg twee meter hoge oevers. Een informatiepaneel informeert in het Lets, Engels en Russisch, in die volgorde, over de geologie van zandsteen en over Natura-2000.

Stammen van grove dennen rijzen kaarsrecht de hoogte in, hun kronen verdwenen in de hemel, en daartussen schrompelen wat sparretjes. Berken hebben de moeite genomen om hun gele en bruine blaadjes regelmatig en zonder overlap over de picknickplaats te spreiden. Tussen al dit natuurpastel grijsmetallict één auto, een busje, een rijdend bed, het onze, en dat gaan we verlaten.

‘Maar niet langer dan een uurtje!’ zeg je tegen je wandel-fanate lief.

‘Hm.’

‘Want dan wordt het donker. En heb je al je kostbaarheden bij je, paspoort en zo?’

‘Wat denk je? En thee en Sultana’s.’

‘We moeten ook wat reserve-tijd hebben, voor als we op de terugweg moeten omlopen, dwars door het bos, als er weer es een bordje hangt: verboden toegang, hier waakt een tekening van een buldogkop.’

‘Of we moeten over de Trail heen en terug lopen…’

‘Pff.’

Eenzaam maar stoer kijkt het busje ons na – als-t-ie er straks nog maar staat!

De hond en de wolf_01jpg 


De Trail is hier geel gemarkeerd en gaandeweg verandert de bosweg door de herfstkleurenconfetti in een bospad, een paadje, een wildwissel. Af en toe glanst de Gauja zwart tussen de stammen, braaf volgen we de gele markeringen. De, voluit, Baltic Forest Trail, van de Letse hoofdstad Riga naar de Estse idemstad Tallinn, is onderdeel van de Europese E11, dus eigenlijk hadden we thuis al kunnen instappen. Maar daar hebben we geen tijd voor, zelfs niet voor een deel van de Trail: we lopen slechts enkele halve dag-etappes, waarna we steeds via een andere, zelf bedachte route proberen terug te keren naar ons knus very-tiny-house-op-wielen.

Het zuidelijke deel van de Trail wordt nog uitgezet, van Riga naar Vilnius, Litouwen. Dan zullen de drie Baltische staten verbonden zijn door twee Europese LAW’s, want langs hun kusten loopt al de, inderdaad, Baltic Coast Trail. Ja, de drie landen houden elkaar vast, een verstandshuwelijk tegen de grote boze buurman.

 

We klimmen en dalen nu over bedennenboste duinen. Een vinnig afdaalstijgtraject is vercomfortabeld met een robuuste houten trap.

‘Nou zeg, we zijn geen bejaarden!’

‘Hm.’

Zij bamby’t omlaag en omhoog, jij ouwebokt erachteraan.

Verderop, op een uitstekend uitzichtplateau boven de Gauja, selfiet zich een jeugdig paartje. Lente in de herfst, denken we. We kunnen niet horen of ze Lets of Russisch fluisteren, terwijl we discreet wachten tot ze zijn uitgekust en uitgeselfied.

Nu wij op het plankier. Dit is de 22 meter hoge Ērģeļu-klif, wordt geïnformatiepaneeld in het Lets, Engels en Russisch, in die volgorde. Ja, ērģ mooi is het uitzicht op een Gauja-meander met herfstblaarbeboste hellingen, de echte en de in het zwarte water gespiegelde, en dat contrasteert hevig met de ērģe geschiedenis van vanmiddag.

 

**

 

Het museum vonden we, met moeite, achter een klein en afbladderend deurtje, op de binnenplaats van het voormalige KGB-bureau (en nog voormaliger Gestapo-bureau) in het nabijgelegen stadje Cēsis. De gids was duidelijk blij met onze komst – tja, druk leek ze het niet te hebben.

Met subsidie van de EU was het museum in 2015, kort na de Russische annexatie van de Krim, geopend. Hier Letse en Engelse teksten, geen Russische.

Het mooiste vond je de grote kaart van de regio, met talloze genummerde vlaggetjes waar Forest-brothers – dat waren Letse (alsook Estse en Litouwse) vrijheidsstrijders – sabotageacties hadden gepleegd tegen de Sovjet-Russische bezetter. ‘Onze bosrijke regio was echt een hotspot,’ vertelde de gids trots.

Het ergste vond je het cellenblok, kil en bedompt, waar veel van de vlaggetjes-plegers gedurende langere of kortere tijd hadden verbleven. Dikke ijzeren deuren, kale muren, een betonnen bed zonder matras, een emmer met deksel als wc. ‘Precies zoals het was,’ vertelde de gids, ‘vaak zaten ze met z’n vieren in één cel, moesten ze in ploegen van twee slapen.’ Wat daarna was gevolgd, de Goelag, was nog erger geweest, dat zagen we dan weer niet.

Je vroeg haar wat ze vond van Ruslands vandaagdedagse slachtingen in Oekraïne, met bevrijding van Russischtalige minderheden als smoes. Meteen leek ze op haar hoede. ‘Latvians are okay,’ zei ze diplomatiek en toen vroegen twee nieuwe bezoekers haar aandacht.

Nog even bekeken we de houten genummerde informatie-paneeltjes, toepasselijk vormgegeven als dossiermappen. Het waren er te veel om allemaal te lezen en dra gingen we op zoek naar koffie-met-gebak.

Het bakkertje kon Engels noch Duits, en Lets kunnen wij weer niet, dus probeerde Lief het in haar uitstekend – zegt ze zelf – Russisch. Weer die behoedzame ogenblik, maar bestellenderwijs bleek hij hoogstwaarschijnlijk moedertaalspreker en we babbelden wat over de weersverwachting – voor toeristen altijd relevant.

 

***

 

Een vrolijk joelend groepje Letten, Lets- of Russischtalig, nadert ons uitkijkplateau. Ze vallen stil als ze ons zien. We uitkijken nog wat en de Letten antwoorden vriendelijk ‘Hello’ als we hen passeren.

Via een omweg, dieper door het nu vlakke bos, lopen we terug naar de auto. Op de museumkaart had je al gecheckt dat hier geen Forest-brothers zaten – jammer! Karige zandgrond en grove dennen, het lijkt de Veluwe wel, alleen zijn de Letse dennen hoger en rechter. Met een online-wandelkaart in de hand laveer je over het bospadennetwerk. Verderop ligt een moeras en daar moeten we niet in stranden! Lief vindt af en toe eetbare paddenstoelen, cantharellen of eekhoorntjesbroden, voor straks in het maaltijdprutje.

‘Als de auto er nog staat…’

‘Natuurlijk staat-ie er nog want al die bordjes “Hier waakt…” zijn niet omdat er zoveel dieven zouden zijn, maar omdat men thuis ongehoord door anderen z’n eigen taal wil praten.’

‘Hm.’

 

In de beginnende schemering naderen we een villaparkje aan de rand van Cēsis en net als we rechtsaf willen slaan, richting onze Trail, staat er een auto in de struiken naast het bospad. Een stevige man staat op het pad en een hond scharrelt in de struiken. Hé, in nationale parken mogen honden niet los! Stug wil je tussen hond en man door lopen, maar grommend komt het beest op je af. Zo’n gore vechthond met kaakspieren tot op z’n knieën, je ziet het meteen.

Keep your dog,’ schreeuw je naar de man.

‘Stop,’ gebiedt Lief en trekt aan je arm. Maar je stopt niet, je bent er te boos voor. Dan bijt de hond bij je knie, je voelt er niks van, en eindelijk kan de man hem bij z’n halsband grijpen.

Are you crazy?’ vraag je hem. Hij heeft een vermoeid, pafferig gezicht en in very broken English vraagt hij waar we vandaan komen. Holland, het lucht hem duidelijk erg op. We foeteren nog wat en lopen door. Wel eerst even een foto van de auto gemaakt, met nummerbord. Een patserige bmw met bespottelijk spoilertje.


De hond_03jpg


Je weet dat Lief weet dat je normaal de politie zou bellen en zou eisen dat zo’n levensgevaarlijke hond wordt afgemaakt, maar verdorie, straks is het donker, voordat we terug bij de auto zijn… En ook, waarom weet je niet, je voelt geen woede jegens de duidelijk beduusde man.

Even verderop ga je toch de hondenbeet voelen en je stroopt je broekspijp op. Een rijtje rode tandafdrukken, de hoektanden wat groter, maar het beest heeft duidelijk niet doorgebeten.

‘Je had ook moeten blijven staan,’ zegt Lief lief.

Dan komt de bmw aangereden en je gebaart hem te stoppen. We stappen opzij, verwachtend dat-ie plankgas zal geven. Maar hij stopt netjes met z’n portierraampje naast ons. In de auto bonst een Schlager-achtig lied maar de taal kunnen we niet verstaan. Eerst zet hij de muziek uit, dan gaat het raampje open. De hond blaft woest op de achterbank. Onverstoorbaar laat je de man de beetafdruk op je been zien.

Is he vaccinated?’ vraag je, je denkt aan hondsdolheid, maar gezien zijn verbijsterde blik denkt hij waarschijnlijk aan Covid.

Rabies,’ gebied je, ‘dog-disease, rabies!’

Oh, yes, yes, fully vaccinated.’ De hond blaft weer vanaf de achterbank, z’n kop tevoorschijnt boven ‘s mans schouder. Hij brult ’t beest iets onverstaanbaars toe en dan naar ons, heel bedeesd: ‘How much money you want?’

Nothing,’ zeggen we, ‘oh dear, dat is het probleem niet. De opvoeding van je hond, dát is het probleem!’

Yes, yes.’

 

We lopen verder en na een stief halfuurtje bereiken we de gele markeringen van de Trail, in het halfduister nog goed zichtbaar, en die leiden ons fluks naar de picknickplek langs de Gauja. Jazeker, de auto staat er nog, ons rijdend bed, en onstuimig knippert hij ons met al z’n clignoteurs toe. Veilig ver aan de overkant van de Gauja begint een hond te blaffen.

Binnen – fijn, er is ook niet ingebroken – zet je meteen de standkachel aan – foei, van Russisch fabricaat. Was toen de Russische invasie al begonnen, had je een Duits ding laten monteren, al hebben die een veel slechtere prijs-kwaliteitsverhouding, zoals alles wat uit Duitsland komt…

Je zet de eettafel op en Lief zet water op voor in de gevriesdroogde-maaltijdzak – grutjes, wat zijn we, nu ik dit overlees, traditioneel rolverdeeld!

Terwijl zij paddenstoelenplakjes snijdt voor de extra rijkelijk gevulde maaltijd, veeg jij de beet schoon met slivovice en een washandje.

‘Je had moeten blijven staan,’ zegt ze.

Je weet dat ze verbaasd is van je kalme reactie, ja waarom eigenlijk, maar er was iets aandoenlijks aan die vast en zeker Russischtalige patjepeeër met z’n monster. Je pakt een fles Lets bosbier uit de koelkast. Hij was nog banger dan jij.

 

****

 

Na een geslaagde nachtrust zetten we koffie en thee. Je bestudeert op je internetkaart het vervolg van de Baltic Forest Trail.

‘We slaan een stuk over,’ zeg je tegen Lief, ‘het vervolg in Letland ziet er saai uit. Verder in Estland!’

‘Naar Estland? Doet die Letse hondenbeet zo’n pijn?’

‘Nee, steeds als we via een omweg teruglopen naar de auto zijn er die bordjes Verboden toegang… Die heb ik in Estland nooit gezien.’

Je ziet dat Lief er zo het hare van denkt en dat ze ziet dat jij zeer overtuigd bent van je eigen argumentatie.

 

De lucht is donkergrijs, de bossen zijn donkergroen, de velden kaal, de asfaltweg is recht en leeg, net Finland, de motor snort, de cruise-control heeft alles onder controle, Lief slaapt op het uitklapbed en jijzelf zou achter het stuur een boek kunnen lezen, maar dan, hé, in de verte, middenop de weg, staat een beest. Een hert, een hond?

Hij blijft staan, je klikt de cruise-control uit.

Ja, een hond, een husky zo te zien, de vacht bruin- en grijsgeschakeerd als die van een wolf, vast een losgebroken sledehond, zeker ook een populaire winterhobby hier.

Je rijdt nog maar dertig, hij blijft nog steeds staan, keurig op de witte middenlijn. Je schakelt terug naar z’n twee en stapvoets glijdt de hondenkop onderlangs de linker buitenspiegel, je elleboog veilig achter glas. Hij, of zij, heeft kleine, opzij staande oren en kijkt je niet aan, dromerige ogen negeren je straal – het is dus, het is dus een wolf!

Je kijkt in de achteruitkijkspiegel. De wolf staat er nog steeds, onbekommerd. Keren en een foto maken? Je kop begint te gloeien van trots: een wólf, steeds zekerder word je ervan, op maar tien centimeter afstand stond-ie! Foto maken, om je struinmaatje te imponeren, met wie je al zo vaak – tevergeefs! – op wolvenfotojacht bent geweest? Maar o, met grote snelheid naderen de lichten van een achterligger, je moet gasgeven.

 

Ook de achterligger, een legergroene pick-up, heeft vaart geminderd voor de wolf en stopt zowat naast ‘m. Mooi, kun jij ook stoppen, bijna dwars op de weg. Voor beter zicht open je het portierraam. Gaat ie schieten? Nee, hij maakt een foto – hij wel!

Achter je klinkt gekreun. Lief wordt wakker. ‘Wat is er? Een file?’

‘Een wolf!’ roep je tegen de achteruitkijkspiegel.

‘Ach jòh…’

Nu probeert de pick-up, langzaam rijdend, luid toeterend, met z’n zijkant de wolf van de weg te duwen, enigszins klunzig, de rechter berm in. Bedaard stapt het beest opzij, niks geen aanval op de spiegel van de pick-up. Maar achter de pick-up kuiert hij, of zij, opnieuw het asfalt op, steekt over, naar links, en op het veld parallel aan de weg zet hij/zij het op zo’n drafje dat ze dagen kunnen volhouden – deze richting op!

Je begint gelijk op met de dravende wolf te rijden, een magnifiek gezicht, net een natuurfilm.

‘Geen wolf te zien,’ moppert Lief van achteruit – logisch ze kan niet door de zijwand van ons rijdend bed kijken. ‘En doe het raam dicht.’

Dan maakt de weg een bocht naar rechts, naar het noorden, terwijl het beest voortstekkert, strak naar het westen, ongestoord, zodat je ‘m uit het oog verliest. Stoppen, verrekijker pakken! Maar rechts van de weg, aan de bosrand, zie je ineens witte borden: Grensgebied, verboden toegang, verboden te stoppen.

 

Minstens een kwartier rijden we zo, de cruise-control maakt haast, steenworps langs de grens met Rusland. Kaal, prikkeldraadloos, geen blaffende honden, alleen om de honderd meter zo’n wit bord, heel anders dan ons IJzeren Gordijn van vroeger. Je zou zo kunnen oversteken. Tja, die wolf is het wel gelukt, maar een Rus, infiltrant dan wel vluchteling? Bewakingsapparatuur zie je niet. Maar bekeken voel je je wel. Je sluit de ramen.

‘Eindelijk!’ klinkt van achter.

 

*****

 

Vandaag beklommen we de hoogste berg van Estland, Groot Ei genaamd en eerder Grebbeberg dan Vaalserberg, dus hop, hebben we de één-na-hoogste berg even meegepakt, eveneens vlakbij het drielandenpunt Est-Rus-Letland.

Na de maaltijd – twee keer zo goed en twee keer zo goedkoop als in even inflatief Nederland – hoor je via de wifi van het restaurant dat er gisteren verkiezingen waren in Letland.

‘Van de drie politieke partijen die de etnische Russen bedienen, een kwart van de bevolking, heeft geen enkele partij de kiesdrempel van vijf procent gehaald,’ zegt de nieuwslezer.

‘Hm,’ zegt Lief. ‘Een kwart is toch meer dan vijf?’

 

Paul Braamberg, Suur Muna, 2 oktober 2022.


Terug naar laatste overzicht: klik in je browser linksboven op het Pagina-terug-pijltje of gebruik Alt-Linkerpijltoets.