

onderging de substantie van het gebladerte onmerkbaar een verandering, tot op zekere dag [déze dag!] de bomen in een strovuur van geheel gedematerialiseerde bladeren baadden, in mooie, tere tinten, fijn als kaf, als een neerslag van bonte confetti – prachtige pauwen en feniksen, die maar even hoefden te schudden en klapwieken om dat fraaie gevederte, lichter dan zijdepapier, te verliezen, afgeruid en al onnodig.
[Uit De tweede herfst]
© Paul Braamberg 2022.