

[…] En wij reden de heldhaftige zonsondergang tegemoet. Schuimende rivieren van licht stroomden uit over de geborduurde handdoeken der akkers. De stilte kreeg een rose tint. De aarde strekte zich als de rug van een kat, dicht begroeid met het glinsterende bont van het graan. Op een heuvel kromde zich Klekotow [Russisch voor Klekotiv], een klein lemen dorpje. Aan de andere kant van de heuveltop lag het visioen van de dode, gekartelde stad Brody op ons te wachten. Maar bij Klekotow barstte luid een schot los, vlak in ons gezicht. Twee Poolse soldaten gluurden om de hoek van een hut. Hun paarden stonden aan palen vastgebonden. In vliegende vaart sleepte de vijand een lichte batterij de heuvel op. Over de weg spreidde zich een netwerk van kogels.Herfst en bijna avond is het ook nu. En ook ons voert de weg uit Klekotiv de laatste kilometers naar Brody, onder een netwerk van vrijwel horizontale zonnestralen, gelukkig geen kogels. Onze schimmel-Peugeot draaft heldhaftig kalm en met de zonnekleppen nedergeklapt langs bedrijventerreinen en buitenwijkjes en dan door het mensenlege centrum van Brody naar ons hotel.
‘In galop!’ kommandeerde Afonka.
En we zochten een goed heenkomen.
O Brody! De mummies van je vertrapte hartstochten bliezen mij hun onweerstaanbare vergift in het gezicht. Reeds voelde ik de doodse kilte van met bevroren tranen volgegoten oogkassen. Maar zie – dan voert een schokkende galop mij van de gekerfde stenen van jouw synagogen weg…
Brody, augustus 1920
[Uit: Rode Ruiterij van Isaak Babel.]