We zitten klem in onze 737-sardinestoelen en waar gaan we heen? Geduldig peuter je de on-board-glossy uit de rugleuning voor je knieën – ha, vier millimeter meer beenruimte!
Je ezelsoort langs fancy aanbevelingsartikeltjes van bars, hotels en resorts – ha, daar gaan we dus níét heen –, en de president heeft een krans gelegd bij het nationale Holodomor-monument. Holo-wat? Zal wel de inheemse naam voor de Holocaust zijn. Bij het monument is ook een museum, da’s interessant.Achterin de glossy vind je de bekende kaartjes met nationale en internationale vliegverbindingen van deze airline. Ons reisdoelland is bij de je vertrouwde luchtvaartmaatschappijen altijd leeg als Antarctica, maar deze heeft juist hier flinke spinnenwebben tussen onleeslange vliegveldnamen.
‘Kijk, zoveel connecties – reizen ze hier niet meer met de postkoets à la Dode zielen?’
‘Of met zo’n trein met louter couchettes, waar een knappe conductrice met de samowar langskomt?’
‘De knappe stewardess heeft gore oploskoffie en goordere oplosthee.’
‘De steward is ook knap.’
‘En je moet er nog voor betalen ook.’
De wolken waarboven onze 737 vliegt, zijn net als wij uit het westen gekomen, wollig en niet helemaal blanco, vaag en nieuwsgierig. Maar kijk, wij gaan sneller! Centimeter na centimeter, al twee uur lang.
Wil je ook een pepermuntje? Goed slikken tegen de druk in je oren.
Nog een halfuur.
De motoren dreunen, de airco zoemt en keelpijnt. Nog een pepermuntje.
Nog steeds een halfuur.
‘Nice to be on the road with you again.’
‘I missed company so much.’
‘This time mountains ánd culture!’
Na elkaar twee jaar niet gezien te hebben, zijn wij, twee vrouwen en twee mannen, naar onze herkomsten genaamd Bohemia, Moravia, Noordkust en Westkust, opnieuw elkaars ontdekkingsreisgezelschap, vanzelfsprekend in pan-Europees continental-English en vanzelfzwijgend in inter-human geglunder en pepermuntjes-gepeuzel. Kun je ons volgen?
Een van ons is al eerder in ons reisdoelland geweest, voor haar werk.
‘Wijs eens op het kaartje aan waarheen je ons wilt meenemen?’
‘Ja, waar zijn de bergen?’
‘De Karpaten zijn daar.’
De anderen beginnen geestdriftig hun eigen glossies te doorezelsoren.
‘Hé, een vorige passagier heeft ‘Buk-raketland’ geschreven, kijk, hier rechts op mijn kaartje.’
‘Buk-raketland, burgermoordland, best dichtbij,’ zegt Noordkust ongerust.
‘O, da’s duizend kilometer verder,’ zegt Westkust opgeruimd. ‘Bovendien: zelfs hartje Buk-land is véél kleinere kans op burgerslachtoffers dan onder onze F‑16-vredesbombardementen.’
‘Stop that self-hating peptalk!’ zeggen Bohemia en Moravia tegelijk.
‘Er is nog iets raars, zien jullie dat?’
Niemand ziet het.
‘Tel Aviv rekenen ze tot de binnenlandse verbindingen.’
‘Is dat relevant?’ vraagt iemand gepikeerd.
‘En waar,’ vraagt iemand anders vlug, ‘ligt Tsjernobyl?’
‘Kijk, hier. Lekker dichtbij.’
‘Na Tsjernobyl gaan we naar …’ Moravia wijst linksonder op het kaartje: ‘Hier de Galicische cultuurjuweelstadjes, daar dus de Karpaten.’ En glimogig cirkelhandt ze onze hele doelregio: ‘En overal kerkhoven.’
We dalen, we slikken pepermuntjes, we zakken dikke wolkenmist in, ijsvorming op de patrijspoorten, we klappen trays en klikken gordels.
Ineens verandert de mist in uitzicht over een grijs en vlak landschap. In de verte een uitgestrekte agglomeratie die snel groter wordt.
Dof geklop vanuit de vleugels.
Buk-raketinslag? denkt Noordkust en trekt de gordel strakker over z’n buik.
De ailerons, weet Westkust, worden uitgeschoven, voor meer draagvlak tijdens de landing.
We vliegen over de stad, we vliegen de hele stad voorbij.
Tóch naar Buk-raketland? denkt Noordkust.
We moeten tegen de wind in landen, weet Westkust.
Inderdaad, nu kieperen de patrijspoortuitzichten: links riviermeanders door een enorm moerasgebied – kánoën, denkt Noordkust –, rechts de grijze slagroomonderkant van de wolken.
Dan geklop en geratel vanonder de vliegtuigromp – Buk-raket? – en het voelt alsof het vliegtuig een onzichtbaar pakje boter in vliegt – het uitgeschoven landingsgestel zorgt voor extra luchtweerstand.
Na de afdaling volgens het 737-boekje en landing conform de westenwind-procedure, lijkt het taxiën veel harder te gaan dan de vlucht. Kedoeng, kedoeng.
‘Betonplaatturbulentie,’ grapt iemand.
En terwijl over de intercom de pilootstem kraakt ‘Welcome, we landed ten minutes ahead of schedule, it’s six PM local time and sixteen degrees centigrade,’ blijven boven ons de wolkenstraten verder trekken, gestaag en grijs en onafwendbaar richting Buk-raketregio.
Het gebruikelijke unboarding-proces barst los, van verkrampt opstaan en handluggage uit overheadbins op medereizigers laten vallen tot voordringen en elleboogwerken en boos-naar-elkaar-kijken.
Bohemia en Moravia weemoedigen zich de eindelozere doch beschaafdere rijen als er weer eens bananen te koop waren in het reëel-bestaande socialisme van hun jeugd, hun jeugdstaat die niet meer bestaat: Tsjechoslowakije. Nu hebben de postcommunistische Lidls en Alberts (zonder Heijn) altijd bananen.
‘Fair-trade?’
‘Dat interesseert niemand.’
‘En staan er nog steeds bananenrijen in de nastaten van de ook-niet-meer-reëel-bestaande Sovjet-Unie?
‘Nooit!’
‘Haha. Bananen waren hier nooit, wel aardappelrijen.’
‘Nog steeds?’ klaagt Noordkust. ‘Ik krijg honger – zo een hot korv kopen.’
‘Een hot wat kopen?’
‘Jongens, pas op je portemonnee.’
‘En meisjes!’
‘Meisjes wat?’
‘Meisjes ook oppassen.’
De unboarding-rij is wel wat ineen- maar niet doorgeschoven. Blijkbaar is de vliegtuigvoordeur nog dicht. Wij vier zakken terug in onze zitholen en kijken op naar de hutgemutte medepassagiers.
‘Mensen staan graag in rijen.’
‘Langgerektekuddedieren.’
De aankomsthal is ononderscheidbaar van die van elk ander vliegveld maar op de borden, boven Exit, staat Вихід en da’s geen Russisch.
Voor we Exit gaan, leiden onze onwillekeurig hyperventilerende neuzen ons eerst langs ononderscheidbare Starbucksen, linea recta naar een Кава-kraampje.
‘K-а-b-а,’ spelt Westkust. ‘Kashba?’
Noordkust: ‘Nee joh. Kawa. Wat betekent dat?’
Bohemia en Moravia: ‘Hé, kun jij die Cyrillische letters lezen?’
‘Een maand geoefend, maar wat ze betekenen?’
‘Koffie!’
De espresso, amerikano en twee maal cappuccino blijken buitengewoon goed. En het broodje worst dat een van ons nuttigt ook. En terwijl we omstebeurt naar de wc gaan – letten jullie op mijn rolkoffertje? – lezen we elkaars bovenstaande reisaantekeningen.
En nu Exit en Вихід!
Je zit voor het eerst in een elektrische auto, een Uber-taxi, geweldige acceleratie!
De taxichauffeur grijnst via de achteruitkijkspiegel. ‘I love this car.’
De snelweg naar de hoofdstad is van de oude Sovjetstijl die je uit het Balticum kent, met kamikaze-keerlussen via rechts om gelijkvloers linksaf te slaan, dwars door de twee voortrazende verkeersstromen – gaan we binnenkort zelf doen! De glimmende‑SUV-dichtheid is stukken hoger dan zelfs in de Verenigde Staten. De straatstoephandel der niet‑SUV‑erds levendiger, de buitenwijken uitgestrekter, de flatgebouwen minder lelijk dan in Praag, waarop deze hoofdstad van onze eigen hoofdsteden verder het meest lijkt te lijken.
De oude binnenstad is mooi en groot, heel groot. Praag en Wenen doormekaar. En wat een hoop Kyivieten zijn er – je dacht nota bene dat alle Oekraïners in de Midden-Europese bouw en op de Kust-Europese vrachtwagens werkten, en op al onze hoofdstedelijke Wallen … Je denkt wel meer dingen die niet helemaal kloppen.
Een groepje locals verwelkomt ons als teruggekeerde vriendinnen en vrienden in een restaurant waar de serveerster af en aan rent – da’s beslist geen Sovjetstijl. De visschotel – och zo goedkoop – lijkt Portugees. ‘It’s Georgian,’ zegt ze. Net als de door onze disgenoten zelf meegenomen (da’s normaal) wijn: Georgisch, sinds Rusland de Krim-gaarden annexeerde. Maar het restaurant-wifi is gratis. En bij voorkeur betalen met pin of iPay. Wat zegt ze dat lief. Die krijgt een flinke fooi, besluit je, dat kunnen we met zulke spijsprijzen wel lijen.
We dineren met de lokale Amnesty-collega’s van een van ons. Morgen workshopt ze met hen, voordat we overmorgen naar Tsjernobyl excursioneren en voordat over-overmorgen onze autorondreisvakantie losbarst. Jong en oogstralend en lhbtqi+ zijn die collega’s en uit niets blijkt hun relatief grote kans op inelkaarslag door ultranationalisten en neonazi’s.
Reisadviezen vliegen over tafel voor onze aanstaande Galicië- en Karpatenavonturen. Ja, het westen, vooral de stad Lviv, is mooi maar de Karpatenwegen zijn slecht. Potholes all-over.
Je schouderophaalt, je hebt Birma-in-de-moessontijd-ervaring.
‘Maar eerst,’ besluiten ze, ‘gaan jullie morgen mee demonstreren!’
©
Paul Braamberg 2023