

Gisteren hebben we Tsjernobyl bezocht. Vandaag begint onze rondreis. Het is kwart over negen.
Onze huurauto is een keurig witte Peugeot, geen SUV, een sedan met behoorlijk grote kofferbak maar onpraktisch kleine achterklep. Je credit-card staat borg.
Je heksenketelt Kyiv uit en de snelweg is goed en breed, het talud riant en de bomenrijen links en rechts laten veel ruimte. Voor nog meer asfalt of voor tankbanen.
Recht naar west en we laten Kyiv achter ons en Tsjernobyl en de Holodomor-gebieden en daar weer achter de Boek-raketregio.
Kaarsrecht west over deze brede
heerbaan en de Peugeotmotor spint en we delen bronwaterflesjes en we kunnen ons
met gemak voorstellen hoe het leger van Napoleon of Hitler ons tegemoet komt of
het Rode ons op de hielen zit.
Impressies van urenlang:
De SUV-erds rijden weliswaar assertief en te hard maar niet zo dodelijk agressief als op de Tsjechische D-1-snelweg.
Ineens remt iedereen. Zestig is een onverantwoord slakkengangetje hoor, jullie moeten anticiperend rijden! O, een ex-Sovjet-politiepost, worden die nog bemand dan?
Weet je nog, in de jaren tachtig naar Leningrad en bij elke kruising zo’n post – wilden allemaal onze marsjroet zien, onze vastgelegde reisroute. Nu rijen we hoe we willen…
‘Ik wil nu naar de wc.’
Op een akkertje achter de privacy-populieren zijn twee man bezig op een kar achter zo’n tweewielig trekkertje. Suikerbieten per stuk gerooid.
Chauffeurswisseling. Verder weer.
Het landschap vlak als Pommeren, Voor-Pommeren, Lünenburg, Drenthe, kwestie van almaar doorrijden. De lucht loodgrijs, weg loodgrijs, onderkanten der populierenblaadjes loodgrijs, de reeds gerooide akkers loodgrijs.
Akkers bij dorpen (kluitjes lage huisjes) volkstuingroot, die tussen dorpen juist horizongestrekt want de landbouwcollectivisatie heeft elke fijnmazigheid vernietigd, zoals in Midden-Europa. Zelfs een Flevo-polder lijkt kleinschalig.
De witte Peugeot inmiddels ook loodgrijs.
Hemel, bij een splinternieuw stuk snelweg heeft Tomtom (da’s een artificial-intelligent-marsjroet
met lijzige stem) je verkeerd gestuurd en nu moet je kamikaze-keren:
via een rechtse afrit gelijkvloers naar links oversteken, dwars over de
vierbaansweg, ja, de theorie van het Oekraïense rijexamen ken je.
Tegenliggers?
Check. Achterliggers? Check. In z’n één? Check. Nog een keer tegen- en achterliggers checken. Even wachten
nog. Ja, nu! Plankgas, slippende koppeling, gierende banden, schuin in de
bocht. Schakelen, plankgas, schakelen, plankgas.
Pfoe, het praktijk-examen heb je in één keer gehaald, alledrie de rij-examinatoren kunnen het navertellen.
‘De Wehrmacht gebruikte gründlich andere Tomtoms,’ zeg je.
De anderen kijken verbaasd. Weet jij iets van hún Tweede Wereldoorlog?
‘Vertelde een lid van de kano-club. Die had het lang geleden van prins Eugen himself gehoord.’
‘Prinz Eugen? Dat was geen kano, dat was een Duits vestzakslagschip.’
‘Vestzakslag…?’
‘Niet
de Duitse, de Zwéédse prins Eugen, luister nou, broer van koning Gustav
en koninklijke kanoër en opperdiplomaat die onze neutraliteit bewaakte.
Die vertelde aan iedereen wat de Italiaanse embedded
oorlogsverslaggever Curzio Malaparte hem in 1942, tijdens een wandeling
in het besneeuwde koninklijk park van Valdemarsudden, toevertrouwde:
[…] Na een ander weggedeelte, bij een nieuwe kruising verscheen er in de verte weer een soldaat, die ook met uitgestrekte arm in de sneeuw stond weggezakt. ‘Die arme drommels zullen nog van kou omkomen,’ zei ik. [Luitenant] Schultz draaide zich om, om me aan te kijken. ‘Er bestaat geen gevaar, dat ze van kou omkomen,’ zei hij. En hij lachte […] terwijl hij mij met de hand op de schouder sloeg. En nadat hij de auto had doen stilhouden, keerde hij zich glimlachend tot mij: ‘Wilt u hem van dichtbij zien? Dan kunt u hem vragen, of hij het koud heeft.’
Wij stapten uit de auto en liepen op de soldaat toe. Hij stond daar onbeweeglijk, met zijn rechterarm uitgestrekt, om ons de weg te wijzen. Hij was dood. Zijn ogen stonden wijd open, zijn mond was half gesloten. Het was een dode, Russische soldaat.
‘Dat is onze wegenpolitie,’ zei Schultz, ‘wij noemen ze stille politie.’
[…] Daarna voegde hij er lachend aan toe: ‘De Russische gevangenen moeten toch ergens voor dienen.’
[Uit: Kaputt van Curzio Malaparte.]
‘Dat waren geen Russische maar Sovjetsoldaten, Oekraïners waarschijnlijk!’
‘Het is gelukkig nog herfst.’
‘En al was die Malaparte nog zo embedded, toen hij terugkwam in Italië, stuurde Mussolini hem meteen door naar de gevangenis.’
‘Gelukkig een kopie van het Kaputt-manuscript in de kluis van Valdemarsudden.’
‘Hopelijk
maakt Tomtom, geen stille politie maar lijzige AI-er, verder geen
fouten, we zouden tot de winter kunnen blijven rondrijden.’ De bijrijder
frummelt aan de middenconsole van de Peugeot. ‘Hoe zet je de verwarming
hoger?’
Tijdens de hele verdere reis houdt hij een good-old papieren kaart op schoot, een vinger stipt op het lijnstukje waar we rijden. Elke Tomtom-instructie accordeert hij met ‘Jawohl’. Soms niet.
Gewaarschuwd
door Tomtom noch papierkaart zijn we ergens kort voor Brody over de
rand gegaan want Brody ligt in Galicië en Galicië hoorde meestentijds
niet bij Oekraïne maar bij ons. ‘Over de rand’ gingen we letterlijk want
Oekraïne, U kraje krajinje, betekent: Aan de rand-land.
Niet de rand van tsaristisch Rusland zoals sommige deskundigen beweren,
of de rand van Europa (integendeel, zo zal nog blijken), de rand is veel
ouder: die van het zeerlangvervlogen Pools-Litouwse Gemenebest.
Goed,
na de Eerste Wereldoorlog herrees Polen met Galicië erbij. Maar
daarvóór hoorde Galicië toch echt eeuwenlang bij ons. Jazeker, net
achter Brody lag de rand van onze k.u.k., onze ka-oe-ka, onthoud dat goed, onze kaiserliche und königliche
Habsburgse dubbelmonarchie, waartoe ook de Tsjechische landen en de
Zuidelijke Laaglanden behoorden. Jazeker, taderadets, taderaduis, in
Brody komen we ka-oe-ka thuis.
Maar eerst een groots kerkhof.
© Paul Braamberg 2023